World Literacy Day op 8 september vraagt aandacht voor analfabetisme. In 2011 gingen 57 miljoen kinderen, waarvan 54% meisjes, helemaal niet naar school. Eén op de vier jonge mensen in arme landen kan nog geen regel lezen. Blogger Machteld Ooijens schrikt van deze cijfers en pleit in dit blog voor een grotere toegankelijkheid van onderwijs voor iedereen.
U kunt dit blog lezen, en dat is een groot geluk. Misschien niet zozeer dat u dit stukje leest, maar toch zeker omdat u in staat bent de krant en andere informatiebronnen, zoals bijsluiters van medicijnen, straatnamen, bankpapieren te lezen. En in de vrije tijd kunt u genieten van ontspanningsliteratuur en boeken, waaronder de Bijbel en de Koran. Ook kunt u sms-jes versturen, het schoolrapport van de kinderen lezen en bespreken met hun leerkrachten. Geletterdheid opent nieuwe werelden en leert ons de wereld om ons heen te lezen.
Ieder kind, jongere en volwassene zou dezelfde kans op onderwijs moeten krijgen. Als we de nadruk leggen op een goede school voor onze eigen kinderen, en een kwalitatief goed onderwijs in onze eigen samenleving belangrijk vinden, waarom dient er dan steeds weer beargumenteerd te worden dat op wereldschaal toegang voor eenieder tot kwalitatief goed onderwijs een prioriteit moet zijn?
GEBREK AAN LEIDERSCHAP EN POLITIEKE WIL
Veel mensen hebben nog geen of onvoldoende toegang tot de geletterde wereld, zo las ik onlangs in het UNESCO Global Monitoring Report 2013/14 ‘Teaching and Learning, Achieving Quality for All’, dat 27 februari tijdens een symposium van de Global Campaign for Education in Utrecht werd gepresenteerd en besproken. In dit rapport wordt vermeld dat het millennium-doel om in 2015 ieder kind volledig basisonderwijs te laten volgen, zoals 164 landen in 2000 afspraken, waarschijnlijk niet wordt gehaald.
Ik schrik van de cijfers. In 2011 gingen 57 miljoen kinderen, waarvan 54% meisjes, helemaal niet naar school. Eén op de vier jonge mensen in arme landen kan nog geen regel lezen. Volgens het rapport zullen de cijfers in 2015 niet veel anders zijn. De situatie is vooral zeer zorgwekkend in Sub-Sahara Afrika, waar slechts 23% van de meisjes op het platteland de basisschool afmaakt. Omdat veel jongeren wereldwijd geen toegang hebben tot kwalitatief goed basisonderwijs missen ze de basisvaardigheden voor het uitoefenen van een beroep. In de armste landen is dit zelfs 86%! In veel landen, ook in de meer ontwikkelde, zijn intern de verschillen groot: armoede, gender, etniciteit, klasse, woonlocatie enz. bepalen in sterke mate of en kind naar school gaat en goed onderwijs kan volgen.
In 2000 was de doelstelling van UNESCO en andere internationale organisaties om in 2015 het analfabetisme onder jongeren en volwassenen met 50% te hebben teruggebracht. In 2011 is pas 1% (één procent!) hiervan verwezenlijkt: 774 miljoen volwassenen, met name vrouwen, kunnen niet lezen en schrijven. Zij zijn structureel uitgesloten van hun recht op enige vorm van onderwijs. In Sub-Sahara Afrika is het aantal analfabeten zelfs toegenomen. Van deze vaak jonge analfabeten woont 44% in West-Afrika.
Er zijn vele oorzaken aan te wijzen voor het niet behalen van de beoogde doelstellingen, maar de belangrijkste is wat mij betreft een wereldwijd gebrek aan politieke wil en leiderschap.
HET BELANG VAN GOED BASISONDERWIJS
Onderwijs is een recht, en dat is op zich al reden genoeg om te bewerkstelligen dat er meer kinderen naar school gaan. Maar onderschat ook de economische en maatschappelijke belangen van onderwijs niet: “Education is the most powerful weapon which you can use to change the world”, sprak Nelson Mandela ooit. Cijfers en stapels onderzoeken, zo ook het UNESCO rapport, ondersteunen deze visie.
Investeren in onderwijs, zeker voor meisjes/vrouwen, leidt tot een groter maatschappelijk rendement. Kunnen lezen en schrijven draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling, zelfwaardering, vertrouwen in eigen kunnen en zelfbewustzijn. Het bevordert actieve deelname aan de democratie, maakt mondig en weerbaar, vergemakkelijkt lidmaatschap van organisaties (zoals vakbonden), bevordert deelname aan gemeenschapsactiviteiten en biedt betere toegang tot informatie over seksuele en reproductieve rechten en gezondheidszorg. Voor meisjes is onderwijs het meest effectieve middel tegen kindersterfte, kindhuwelijken, tienerzwangerschappen en besmetting met HIV. Kortom, onderwijs is een voorwaarde om de persoonlijke, sociale en politieke emancipatie te bevorderen.
Daarnaast stimuleert onderwijs de economische ontwikkeling. Gemiddeld één jaar extra onderwijs betekent een loonstijging van zo’n 10%. Bedrijven, klein en groot, hebben belang bij goed opgeleide werknemers. Onderzoek wijst uit dat opgeleide boeren meer kennis hebben van kunstmest, hun zaden variëren en met toepassing van nieuwe technologie hun productiviteit en productie weten te verhogen (denk aan rain water harvesting, preventie van erosie, etc.) .
EERST ONDERWIJS DAN ECONOMISCHE ONTWIKKELING
Onderwijs is een middel om ‘securing self reliant livelihoods’ te realiseren en is een voorwaarde om ‘justice and dignity for all’’ te bereiken. Deze twee doelen vormen de hoofdlijnen van het werk van de ICCO Coöperatie.
Om perspectief op inkomen te verruimen en om kleine (vrouwelijke) producenten te ondersteunen bij een duurzame productieverhoging en betere aansluiting op de lokale markt, zijn zeker in de meest kwetsbare gebieden, ‘geïntegreerde’ programma’s voor non-formeel onderwijs voor werk cruciaal.
Voor al die groepen die de toegang tot basisonderwijs hebben gemist kan de bestaanszekerheid worden verbeterd door te investeren in algemene vorming (geletterdheid) en het leren van beroepsvaardigheden, bijvoorbeeld op het terrein van een specifieke beroepstak, toepassing van nieuwe technologieën waaronder ICT, management en financieel beheer. Hierdoor kunnen kleine producenten (georganiseerd in een coöperatie) hun (familie)bedrijf of inkomensgenererende activiteiten efficiënter leiden, en productie en toegang tot de markt verbeteren.
Dit geldt ook voor zelfstandige ondernemers, die een bedrijfje willen starten of uitbreiden. Een hoger onderwijsniveau (vooral betere financiële kennis) van de lokale spelers vergemakkelijkt tevens de samenwerking met Nederlandse bedrijven/MKBers, die sociaal willen ondernemen in ontwikkelingslanden.
In Mali, West-Afrika, werkt de ICCO Coöperatie aan verbetering van de positie van kleine producenten van shea nuts, sesam en groenten en fruit. ICCO zorgt ervoor dat boeren een eerlijke prijs voor hun product krijgen, toegang hebben tot kennis, financiële dienstverlening (kredieten, garanties op leningen) en markten. Samen met lokale partners verbinden wij aan deze activiteiten programma’s voor non-formeel (beroeps)onderwijs voor vrouwen en jongeren, die vaak geen enkele vorm van onderwijs hebben genoten.
De koppeling van onderwijs aan het dagelijkse werk en uitzicht op een beter inkomen motiveert leerkrachten en deelnemers, wat blijkt uit de stijgende presentie percentages. Het is interessant dat het Ministerie van werkgelegenheid en beroepsonderwijs dit model inmiddels heeft opgenomen in haar onderwijsbeleid, waardoor de kans groter wordt dat deze aanpak “duurzaam” is.
BEROEPSONDERWIJS AANPASSEN AAN SNEL VERANDERENDE WERELD
Gezien de huidige snelle veranderingen wereldwijd, is het van belang binnen het (beroeps)onderwijs de methoden en processen permanent bij te stellen zodat de aangeboden kennis en vaardigheden echt relevant zijn. Samenwerkingsverbanden tussen diverse actoren (lokale beroepsopleidingen, bedrijven, overheid, lerarenopleidingen, ngo’s, etc.) kunnen alternatieve, innovatieve vormen van onderwijs met een sociale en economische impact bewerkstelligen.
Behaalde resultaten en opgedane ervaringen moeten goed worden gedocumenteerd, best practices vastgelegd en onderzoek gestimuleerd. Alleen dan kan effectief worden gezocht naar innovatieve oplossingen, kunnen obstakels voor nog veel te grote aantallen jongeren worden veranderd in kansen en kunnen succesvolle toepassingen op een grotere schaal worden uitgevoerd. Hieraan wil de ICCO Coöperatie graag bijdragen.