OVER DE WAAKHOND EN DE MENSENRECHTEN

‘Injustice anywhere is a threat to justice everywhere. The true measure of the justice of a system is the amount of protection it guarantees to the weakest.’

De brief over mensenrechten die minister Timmermans in juni naar de Tweede Kamer stuurde bevat meerdere van dit soort mooie citaten. Hoe noodzakelijk het is dat mensenrechten de hoeksteen van ons buitenlandsbeleid vormen, bevestigden ook mijn collega’s van onze regiokantoren tijdens de jaarlijkse bijeenkomst vorige week in Utrecht. Mijn Braziliaanse collega Marcel volgde via zijn telefoon de demonstraties in eigen land; in Midden-Amerika vreest men voor de spanningen en mensenrechtenschendingen in Guatemala; in India verdrijven lokale mijnbouwbedrijven de inheemse bevolking; in Oeganda neemt de ruimte voor maatschappelijke organisaties af; in Paraguay en heel veel andere regio’s wordt gestreden voor landrechten. Vanuit de regio’s werd opmerkelijk sterk gehamerd op democratisering en mensenrechten.

Deze praktijkverhalen van mijn collega’s en onze partners overzee motiveren mij. Het is om dit soort onrecht te verhelpen dat ik doe wat ik doe. Dat ik mijn steentje bij wil dragen aan bestaanszekerheid en bestaansrecht. Een recht dat mij in mijn schoot geworpen is en dat ieder ander ook toekomt.

Ik vind de citaten die de minister aanhaalt dan ook motiverend. Het eerste citaat zal, zeker in kringen van mensenrechtenverdedigers, meteen herkend worden als afkomstig uit Martin Luther King zijn ‘Letter from Birmingham jail’. Het tweede komt van Aung San Suu Kyi, de Birmese winnares van de Nobelprijs voor de vrede. Tijdens mijn indrukwekkende reis naar Birma eerder dit jaar hoorde ik verhalen over spanningen tussen verschillende etnische en religieuze groepen, het buitensluiten van minderheden.

Suu Kyi sprak vanuit ervaringen uit eigen land, maar ze hebben wereldwijde geldigheid. Minister Timmermans zal de eerste zijn om dat te erkennen. Zo zei hij in zijn toespraak bij de uitreiking van de Mensenrechtentulp dat geloofwaardigheid een voorwaarde is voor mensenrechtenbeleid. Het verplicht ons om ook in eigen land kritisch naar mensenrechtensituatie te kijken en ons open te blijven stellen voor kritiek van anderen. Als wij andere landen aanspreken op mensenrechten moeten we er zelf geen potje van maken. Gelukkig besteedt Nederland met de instelling van het College voor de Rechten van de Mens weer aandacht aan de misstanden in eigen land. Met de publicatie van dat college, waarin het onder meer kritisch is over de manier waarop Nederland omgaat met vreemdelingen, besef ik hoe treffend de woorden van Aun San Suu Kyi zijn. Hoeveel bescherming bieden wij aan de zwaksten in onze samenleving? Het is goed dat minister Plasterk de rapportage van het College in ontvangst nam, zodat Nederland in binnen- en buitenland de mensenrechten bevordert.

Daar ligt een taak voor maatschappelijke organisaties als waakhond, in Nederland en in de landen waar ICCO actief is. Dit is ook de boodschap die minister Ploumen (nu hebben we bijna het halve kabinet gehad) voor ngo’s heeft: wees een waakhond. De vraag wat ze daarmee precies bedoelt, wordt later dit jaar behandeld in een brief over maatschappelijk middenveld. Voor mij is duidelijk dat mensenrechten de kern van die functie uitmaken. Een waakhond hoeft niet altijd te bijten, zo bleek ook tijdens de mede door ICCO georganiseerde conferentie over business & human rights. Een waakhond kan in gesprek met bedrijven en andere partijen, bijvoorbeeld over de rechten van werknemers. Hij kan ondernemers adviseren over eerlijk ondernemen in ingewikkelde lokale omstandigheden.

Mijn collega’s, met mij, vinden deze Europese discussie over hulp en handel interessant, mits mensenrechten en de rol van maatschappelijke organisaties daar onderdeel van zijn. Want zoals een collega van het regiokantoor in Congo zei: de waakhond bijt misschien niet altijd, maar wel als rechten met voeten getreden worden.