Ooit was Nederland het beste jongetje van de klas. In wat? Het investeerde internationaal in onderwijs, vooral in toegang tot en kwaliteit van basisonderwijs. Die tijd ligt ver achter ons. Staatssecretaris Ben Knapen (later nagevolgd door minister Ploumen) besloot de financiële steun voor basisonderwijs in de zogenaamde “partnerlanden” te staken na de verschijning van een invloedrijk WRR-rapport in 2010. De verwachting was dat andere donoren het ontstane gat zouden dichten, maar zij bleken net zo gevoelig voor de nieuwe trend en ook hun investeringen in onderwijs liepen hard terug. Een vergissing.
Stapels onderzoek tonen aan dat de economische en maatschappelijke waarde van goed onderwijs groot is. De korting op onderwijs past niet bij de eind 2015 vastgestelde Sustainable Development Goals (SDG’s), waarvan de vierde over onderwijs gaat en internationaal omarmd is: ’Ensure inclusive and equitable quality education and promote lifelong learning opportunities for all’. Premier Rutte sprak zich namens Nederland uit vóór de SDG’s: “The Netherlands is fully committed to making the next leap forward”. Wat betekent deze sprong voorwaarts voor de Nederlandse inzet op onderwijs?
EDUCATION MATTERS
Een glimp daarvan konden we al zien op de conferentie ‘ Back to the future’ die Buza organiseerde op 17 december”. De totstandkoming van de SDGs, de jarenlange Nederlandse investering in onderwijs en de huidige beleidsprioriteiten waren voor het ministerie reden om terug te blikken op de periode waarin fors in onderwijs werd geïnvesteerd en de in die periode geleerde lessen te benutten voor de huidige beleidsprioriteiten. De nadruk lag op het (in mijn ogen onvermijdelijke) verband tussen onderwijs en andere SDG’s, in het bijzonder seksuele reproductieve rechten en gezondheidszorg (3), gender (5), ‘decent work’ en economische groei (8) en vrede en veiligheid (doelstelling 16).
De IOB-evaluatie “Education Matters” werd uit het archief gehaald. Een van de conclusies van dat rapport (helaas pas gepubliceerd nadat Knapen zijn besluit al had genomen) was dat Nederland een belangrijke bijdrage had geleverd aan meer en beter basisonderwijs in ontwikkelingslanden. Er was de voorbije 15 jaar vooruitgang geboekt. Zowel via het bilaterale kanaal als in samenwerking met multilaterale donoren en NGO’s en met lokale onderwijsinstellingen. Ook concludeerde het IOB dat er nog genoeg unfinished business is.
Dat is een understatement. Weliswaar steeg het percentage inschrijvingen voor de basisschool in ontwikkelingslanden van 83% in 2000 naar 91% in 2015. Maar het millenniumdoel dat in 2015 ieder kind het basisonderwijs zou afmaken, zoals 164 landen in 2000 afspraken, is in slechts de helft van de landen gehaald (bron: het jaarlijkse UNESCO monitoring report). 57 miljoen kinderen in de basisschoolleeftijd gaan nog altijd niet naar school. Zonder toegang tot kwalitatief goed basisonderwijs missen zij de basisvaardigheden voor het uitoefenen van een beroep en deelname aan het maatschappelijk leven. 781 miljoen (jong)volwassenen, vooral vrouwen, kunnen nauwelijks lezen en schrijven. Ook in meer ontwikkelde landen zijn de interne verschillen groot.
Dit alles terwijl investeren in onderwijs, zeker voor meisjes en vrouwen, leidt tot een groter maatschappelijk rendement. Nog afgezien van de persoonlijke ontwikkeling en zelfwaardering waaraan kunnen lezen en schrijven bijdraagt. Onderwijs biedt meisjes (seksueel) zelfbewustzijn, toegang tot informatie over seksuele en reproductieve rechten en gezondheidszorg en is een effectief wapen in de strijd tegen kindersterfte, kindhuwelijken, tienerzwangerschappen en besmetting met HIV. Een jaar extra onderwijs betekent een loonstijging van zo’n 10%. Kleine en grote bedrijven zijn gebaat bij goed opgeleide werknemers. Goed geschoolde boeren verhogen hun productie. Kortom, onderwijs is een noodzakelijke voorwaarde voor het bevorderen van de persoonlijke, sociale en politieke emancipatie. Zo bezien is het vreemd dat onderwijs – als aanvulling op ander beleid – geen prominentere plaats inneemt op de Nederlandse ontwikkelingsagenda.
BUSINESS AS UNUSUAL
Gelukkig bestaan er initiatieven, die afwijken van business as usual. Een unieke samenwerking tussen NGO’s, overheid, bedrijfsleven en academia. Een soort ‘blended education’. Een voorbeeld hiervan is “Buen Apetito Colombia”. Onder leiding van ICCO is samen met o.a. vanuit Nederland Generous Minds, Feeding Good, Partnering for Social Impact, Just Nuts en EOSTA een publiek-private Nederlands-Colombiaanse samenwerking gestart, die werkgelegenheid voor jongeren in een achterstandspositie combineert met gezonde, duurzame, lokale voeding en een eerlijke afzetmarkt voor kleine boeren. Binnen dit project speelt onderwijs een cruciale rol. Werkterrein is de achterstandswijk Patio Bonito in Bogotá, die wordt gekenmerkt door enorme criminaliteit, hoge schooluitval, tienerzwangerschappen, werkloosheid en vele ontheemden, die naar de stad zijn gevlucht voor het geweld tussen de overheid, paramilitaire groepen en guerrilla’s.
Het partnership als nieuwe samenwerkingsvorm is nog volop in ontwikkeling. De gezamenlijke stip op de horizon is helder. In dit project worden jongens en meisjes opgeleid tot kok met specifieke kennis over duurzame Colombiaanse voeding en gezonde keuzes. Het curriculum is aangepast, met meer aandacht voor lokale en gezonde voeding, toegesneden op de mogelijkheden voor de jongeren gedurende de dag. Er is niet alleen aandacht voor de technische aspecten van het koksvak, maar ook voor persoonlijke ontwikkeling, creativiteit, probleemoplossend vermogen en het ondernemerschap. Na de opleiding kunnen jongeren voor zichzelf beginnen, bijvoorbeeld in de catering, als eigenaar van een ‘streetfood car’, aan de slag in een restaurant of hun nieuwe vaardigheden op een andere manier benutten.
Naast een erkend nationaal beroepsopleidingsinstituut heeft een kring van Colombiaanse topchefs (de Jamie Olivers van Colombia) zich onlangs verbonden aan de school en het programma. Hun plan is masterclasses te geven en stageplekken aan te bieden in hun eigen restaurants, zodat jongeren betaald werkervaring opdoen. Droom van dit project is een betere kans voor jongeren op de arbeidsmarkt. Onderwijs voor werk dus (overigens niet een op een hetzelfde als beroepsonderwijs).
Om de school en betrokken restaurants te voorzien van voldoende gezonde, lokale producten is er contact gelegd met kleine producenten. Ambitie is op deze manier een nieuwe afzetmarkt te creëren in Bogotá en krijgen een eerlijke prijs voor hun producten. De jongeren bezoeken op hun beurt de boeren om te zien waar en hoe de te verwerken producten worden geteeld. Zelfs de botanische tuin van Bogotá heeft zich aan het project verbonden door samen met de top-chefs te experimenteren met de verbouw van nieuwe gewassen. Met het Ministerie van Cultuur, dat streeft naar behoud van Colombiaans erfgoed, bespreken medewerkers van het project hoe de unieke lokale cultuur van traditionele recepten in Colombia te bewaren en levend te houden.
Verder krijgen docenten en de jongeren in opleiding de kans om in het buitenland bekendheid te geven aan de enorme Colombiaanse biodiversiteit en creativiteit en voedingsproducten te ontwikkelen met puur Colombiaanse ingrediënten voor de Nederlandse en Europese markt. Ze worden hierin bijgestaan door Nederlandse importeurs. Een Nederlandse social business (maatschappelijk betrokken bedrijf) wordt dit jaar actief betrokken bij deze productinnovatie met als mogelijk einddoel de export van gezonde “lekkere trek” snacks. Dit wordt een ander verhaal over Colombia dan velen van ons nu kennen.
ONDERWIJS, EN MAG HET IETS MEER ZIJN
In deze vorm van samenwerking komen verschillende Nederlandse beleidsprioriteiten bij elkaar. Het project draagt bij aan een scala van SDG’s (armoedebestrijding, verbeterde voeding, onderwijs, gendergelijkheid, werkgelegenheid, duurzame consumptie, partnerships). Het verbindt Colombia en Nederland op het gebied van gastronomie en handel met een spannende rol voor de jongeren van de opleidingsscholen. Last but not least: “Onderwijs voor werk” is een essentieel onderdeel van het project!
Tijdens de decemberbijeenkomst werd aan de hand van tal van voorbeelden opnieuw duidelijk hoe belangrijk goed (beroeps)onderwijs is. Om jongeren met weinig perspectief ruimere ontplooiingskansen te bieden om hun sociale en economische positie te verbeteren, leaving no one behind zoals het motto in New York luidde, ontkomen we mijns inziens niet aan weer een prominenter plekje voor “onderwijs voor werk” op de Nederlandse agenda.